Pagina delen

Gedragscode integriteit

Gedragscode integriteit raadsleden en vaste vervangers 2008

Vastgesteld door de gemeenteraad 15 december 2008

Inwerkingtreding: 1 januari 2008

Deel I Algemene kernbegrippen van bestuurlijke integriteit

Bestuurders van de gemeente zijn leden van het college, raadsleden en vaste vervangers.

Bestuurders stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente, of in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer.

Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders, de gemeenteraad, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen.

Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief

Dienstbaarheid
Het handelen van een bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

Functionaliteit
Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.

Onafhankelijkheid
Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

Openheid
Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij.

Betrouwbaarheid
Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

Zorgvuldigheid
Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op een gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

Deze begrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.

Deel II Gedragscode bestuurlijke integriteit raadsleden en vaste vervangers

  1. Algemene bepalingen

1.1  Deze gedragscode geldt voor alle leden van de raad en de vaste vervangers zoals bedoeld in artikel 1:4 van het Reglement van Orde voor de werkzaamheden van Forum en raad van de gemeente Zutphen, verder te noemen ‘lid’.

1.2  Onder raad wordt verstaan de gemeenteraad van Zutphen.

1.3  In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het Presidium.

1.4  De code is openbaar en door derden te raadplegen.

1.5  De leden ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.

 

  1. Belangenverstrengeling en aanbesteding

2.1 Elk lid doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

2.2 Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt ieder daarbij betrokken lid (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

2.3 Een lid dat familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

2.4 Een lid neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kunnen beïnvloeden.

 

  1. Nevenfuncties

3.1     Een lid maakt, conform artikel 12 van de Gemeentewet, melding van al zijn nevenfuncties die hij gelijktijdig met het lidmaatschap van de raad of als vaste vervanger uitoefent. Tevens wordt aangegeven of de functie wel of niet bezoldigd is. Deze gegevens worden openbaar gemaakt.

3.2                       De kosten die een lid maakt in verband met een nevenfunctie die voortvloeit uit het ambt (qualitate qua nevenfunctie), worden gedeclareerd bij de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend.

  1. Informatie

4.1  Een lid gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn raadslidmaatschap of in zijn functie als vaste vervanger beschikt.

4.2  Een lid houdt niet moedwillig informatie achter, tenzij deze vertrouwelijk en/of geheim is, of het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

4.3  Een lid maakt niet ten eigen bate of ten bate van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

  1. Aannemen van geschenken

5.1  Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld in het Presidium en geregistreerd en zijn eigendom van de gemeente. Er wordt een gemeentelijke bestemming voor gezocht.

5.2  Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, wordt dit gemeld in het Presidium waar een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen.

5.3  Indien een lid geschenken of giften ontvangt die een waarde van minder dan € 25,-- vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van het bovenstaande worden behouden en behoeven ze niet te worden gemeld en geregistreerd.

  1. Bestuurlijke uitgaven

6.1  Onverminderd de Verordening voorzieningen voor wethouders, raadsleden, vaste vervangers en commissieleden 2006 worden uitgaven ten behoeve van het ambt uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

6.2  Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd:      

      -   met de uitgave is het belang van de gemeente gediend en

            -    de uitgave vloeit voort uit de functie.

  1. Declaraties

7.1  Een declaratie wordt ingediend zoals voorgeschreven in de Verordening voorzieningen voor wethouders, raadsleden, vaste vervangers en commissieleden 2006.

  1. Gebruik van gemeentelijke voorzieningen

8.1  Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden is alleen toegestaan met instemming van de persoon of instantie die bevoegd is daarover te beslissen.

  1. Reizen buitenland

9.1 Een lid dat het voornemen heeft om voor de gemeente een buitenlandse dienstreis te maken, heeft toestemming nodig van het Presidium. De raad wordt van het besluit op de hoogte gesteld.

9.2  Een liddat het voornemen van een reis meldt, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

9.3 Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in het Presidium en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijke belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

9.4  Van de reis wordt een verslag opgesteld. Buitenlandse reizen worden altijd vermeld in een jaarverslag.

9.5  Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een lid is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner anders dan op eigen kosten wordt bij de besluitvorming van het Presidium betrokken.

9.6  Het anderszins meereizen van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming van het Presidium betrokken.

9.7  Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming van het Presidium. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van het lid.

9.8  De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voor zover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

10. Inwerkingtreding

Deze code treedt in werking op 1 januari 2008 en kan worden aangehaald als “Gedragscode integriteit raadsleden en vaste vervangers 2008”.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Zutphen, gehouden op ……,

 

De voorzitter,                                                                         De griffier,

Behandeld in